在学习荷兰语的过程中，了解如何表达时间和日程安排是非常重要的。本文将介绍一些基本的荷兰语词汇和表达方式，帮助你更好地理解和使用这些词汇。
Uur（小时）
这个词用于表示时间的长度，通常与具体的数字一起使用来指定准确时间。
Hoe laat is het? Het is één uur.
Minuut（分钟）
与“uur”类似，这个词用于表示时间的更小单位。
Kan je even wachten? Ik ben over vijf minuten klaar.
Dag（天）
表示日历上的一天，可以用来询问或者讨论具体的日期。
Welke dag is het vandaag? Het is maandag.
Week（周）
用来描述一组连续的七天，常用于计划或回顾一周的活动。
Ik zie je volgende week.
Maand（月）
指代年中的任何一个月份，用于讨论特定月份的计划或事件。
In welke maand ben je geboren? Ik ben in april geboren.
Jaar（年）
这个词用于描述一整年的时间长度。
We zitten nu in het jaar 2023.
Datum（日期）
特指日历上的具体一天，常用于安排会议或活动。
Wat is de datum van vandaag? Vandaag is het de 24ste.
Agenda（日程表）
一种工具，用来记录和安排未来的事件或活动。
Laten we een afspraak maken in mijn agenda.
Afspraak（约会/会议）
指一个商业或社交的预定活动，通常需要提前安排。
Ik heb morgen een belangrijke afspraak.
Vroeg（早）
用来描述时间的早期阶段，通常与上午相关联。
Ik sta elke dag vroeg op.
Laat（晚）
与“vroeg”相对，用来描述一天中的晚些时候。
Het is al laat, we moeten gaan.
Tijd（时间）
一个广义词，用于指代一段时间或特定的时刻。
Heb je tijd om morgen te praten?
Snel（快）
描述速度或时间上的迅速性，常用于强调效率。
We moeten snel beslissen.
Langzaam（慢）
与“snel”相反，用于形容速度慢或花费时间多。
Deze computer werkt erg langzaam.
Plannen（计划）
用于描述制定未来活动的行为。
Ik plan om volgende maand naar Nederland te reizen.
Schedule（安排）
涉及到时间表的制定，通常用于工作或学习环境。
Ik moet mijn werkzaamheden voor de volgende week inplannen.
掌握这些基本的荷兰语时间和日程安排相关词汇，将有助于你在日常生活或工作中更有效地进行沟通。通过实际的对话练习，你可以更快地熟悉这些词汇的使用场景，并能够灵活运用它们。记得，语言学习是一个逐步积累的过程，持续的练习和使用是提高语言能力的关键。
