In de wereld van het schrijven is het essentieel om over een uitgebreide woordenschat te beschikken. Dit artikel richt zich op Duitse woorden die elke schrijver zou moeten kennen, om hun teksten meer diepgang en precisie te geven. Hieronder volgt een lijst met woorden, hun definities en voorbeelden, speciaal samengesteld voor Nederlandstaligen die hun Duits willen verbeteren.
Erörterung – Een gedetailleerde bespreking of analyse van een onderwerp.
In seiner Erörterung des Themas zog der Autor mehrere historische Beispiele heran.
Veranschaulichen – Iets duidelijk maken door voorbeelden of afbeeldingen te gebruiken.
Um seinen Punkt zu veranschaulichen, verwendete der Lehrer eine Grafik.
Prägnant – Iets wat kort en bondig is, maar toch krachtig en expressief.
Seine prägnante Art zu schreiben, machte den Artikel besonders lesenswert.
Wortgewandt – Het vermogen om woorden effectief en met gemak te gebruiken.
Der Politiker war bekannt für seine wortgewandten Reden.
Umfassend – Iets dat zeer breed of volledig is, alle aspecten omvattend.
Die umfassende Studie deckte alle Facetten des Themas ab.
Ausschweifend – Overmatig lang en gedetailleerd, soms onnodig.
Der Roman wurde kritisiert, weil er zu ausschweifend war.
Knapp – Kort en tot het punt, vaak met een gebrek aan details.
Die Nachrichten waren knapp, aber informativ.
Verfassen – Het proces van het schrijven of opstellen van een tekst.
Sie verfasste einen Brief an den Herausgeber, um ihre Meinung darzulegen.
Eloquenz – De vaardigheid om krachtig, overtuigend en vloeiend te spreken of te schrijven.
Seine Eloquenz beim Verteidigen seines Standpunktes war beeindruckend.
Stilistisch – Betrekking hebbend op de stijl, vooral in taal en schrijven.
Stilistisch unterschied sich dieser Artikel stark von seinen üblichen Arbeiten.
Metaphorisch – Gebruikmakend van een metafoor; niet letterlijk, maar figuurlijk.
Er sprach metaphorisch von einem „Sturm“ in seinem Leben.
Kohärent – Logisch en consistent; goed georganiseerd en makkelijk te begrijpen.
Ihre Argumente waren klar und kohärent.
Konnotation – Een idee of gevoel dat een woord oproept naast zijn letterlijke of primaire betekenis.
Das Wort „Jugend“ hat eine positive Konnotation.
Subtil – Zo fijn of nauwkeurig dat het moeilijk te analyseren of te beschrijven is.
Die subtilen Unterschiede waren nur von einem Experten zu erkennen.
Implizieren – Iets suggereren zonder het expliciet te zeggen.
Seine Bemerkungen implizierten eine gewisse Unzufriedenheit.
Explizit – Duidelijk en direct, zonder enige mogelijkheid tot misverstand.
Die Anweisungen waren explizit und leicht zu folgen.
Ironisch – Gebruikmakend van ironie, vaak om humor of nadruk te geven.
Es war ironisch, dass gerade der Computerexperte mit Technikproblemen kämpfte.
Sarkastisch – Het gebruik van sarcasme om iets belachelijk te maken of kritiek te leveren.
Seine sarkastischen Kommentare sorgten für einige Spannungen im Team.
Allegorisch – Gebruikmakend van allegorie, waarbij abstracte ideeën worden voorgesteld als personen of dingen.
Die allegorischen Figuren in seinem Buch repräsentierten menschliche Laster und Tugenden.
Elk van deze woorden kan een waardevolle toevoeging zijn aan het arsenaal van elke schrijver die zijn teksten in het Duits wil verrijken en nuanceren. Door deze termen te begrijpen en correct te gebruiken, kan men de kwaliteit en diepgang van schrijfwerk aanzienlijk verbeteren.