Tragen vs Trauen – Dragen versus vertrouwen. Duitse werkwoorden uitgelegd

Als je begint met het leren van Duits, kom je al snel woorden tegen die veel op elkaar lijken, maar toch heel verschillend zijn. Twee van deze woorden zijn tragen en trauen. Hoewel ze op het eerste gezicht veel op elkaar lijken, hebben ze heel verschillende betekenissen. In dit artikel gaan we deze twee Duitse werkwoorden uitgebreid uitleggen en bekijken hoe je ze op de juiste manier kunt gebruiken.

Tragen
Het Duitse werkwoord tragen betekent “dragen” in het Nederlands. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat je iets fysiek draagt, zoals een tas of kleding. Het kan ook gebruikt worden om te duiden op het dragen van verantwoordelijkheid of lasten. Hier zijn enkele voorbeelden:

1. Ich trage eine Tasche. (Ik draag een tas.)
2. Sie trägt immer schöne Kleider. (Ze draagt altijd mooie jurken.)
3. Er trägt eine große Verantwortung. (Hij draagt een grote verantwoordelijkheid.)

De vervoeging van tragen is regelmatig, maar kan een kleine verandering ondergaan in de stam bij de derde persoon enkelvoud. Hier is een overzicht van de vervoegingen:

ich trage (ik draag)
du trägst (jij draagt)
er/sie/es trägt (hij/zij/het draagt)
wir tragen (wij dragen)
ihr tragt (jullie dragen)
sie/Sie tragen (zij/u dragen)

Trauen
Het Duitse werkwoord trauen betekent “vertrouwen” in het Nederlands. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat je vertrouwen hebt in iemand of iets. Het kan ook gebruikt worden om te duiden op het durven of wagen van iets. Hier zijn enkele voorbeelden:

1. Ich traue ihm. (Ik vertrouw hem.)
2. Traust du dir das? (Durf je dat?)
3. Sie traut sich nicht, zu sprechen. (Ze durft niet te spreken.)

De vervoeging van trauen is regelmatig. Hier is een overzicht van de vervoegingen:

ich traue (ik vertrouw)
du traust (jij vertrouwt)
er/sie/es traut (hij/zij/het vertrouwt)
wir trauen (wij vertrouwen)
ihr traut (jullie vertrouwen)
sie/Sie trauen (zij/u vertrouwen)

Nu we de basisbetekenissen en vervoegingen van deze twee werkwoorden hebben besproken, laten we eens kijken naar een paar veelvoorkomende fouten die taalstudenten maken bij het gebruiken van deze werkwoorden.

Veelvoorkomende fouten
1. Verwarring tussen tragen en trauen: Omdat de woorden zo op elkaar lijken, is het makkelijk om ze door elkaar te halen. Onthoud dat tragen betekent “dragen” en trauen betekent “vertrouwen”.

2. Verkeerde vervoeging van tragen: Let op de verandering in de stam bij de derde persoon enkelvoud. Het is niet *tragt, maar trägt.

3. Verkeerd gebruik van trauen: Denk eraan dat trauen ook “durven” of “wagen” kan betekenen. Het is niet altijd vertaald als “vertrouwen” in het Nederlands.

Hoe kun je deze woorden het beste onthouden?
Een goede manier om deze woorden te onthouden is door ze in context te zien en te oefenen. Maak bijvoorbeeld flashcards met zinnen waarin tragen en trauen worden gebruikt. Oefen met het schrijven en uitspreken van deze zinnen.

Een andere handige tip is om te luisteren naar Duitse muziek of te kijken naar Duitse films en series. Let op hoe de woorden in verschillende contexten worden gebruikt en probeer de betekenis te herkennen.

Conclusie
Het leren van een nieuwe taal kan een uitdaging zijn, vooral als het gaat om woorden die op elkaar lijken maar verschillende betekenissen hebben. Door de betekenissen en vervoegingen van tragen en trauen

Verbeter je taalvaardigheden met AI

Talkpal is een AI-ondersteunde taalleraar.
Leer 57+ talen 5x sneller met innovatieve technologie.