Het weer speelt een belangrijke rol in het dagelijks leven. Of het nu gaat om het plannen van een reis, het kiezen van kleding of het voorbereiden op natuurverschijnselen, kennis van weergerelateerde woorden kan zeer nuttig zijn, vooral als je Italiaans leert. Hier zijn enkele essentiële Italiaanse woorden en uitdrukkingen die je kunt gebruiken om over het weer te praten.
Tempo – Weer
Che tempo farà domani?
Tempo betekent “weer” in het Italiaans en wordt gebruikt om over het algemene klimaat of weercondities te praten.
Sole – Zon
Oggi c’è il sole e fa caldo.
Sole is het Italiaanse woord voor “zon”. Een zonnige dag wordt vaak geassocieerd met mooi weer.
Pioggia – Regen
Quando comincia la pioggia, prendi l’ombrello.
Pioggia betekent “regen” in het Italiaans, iets wat je vaak tegenkomt in het Mediterrane klimaat tijdens bepaalde seizoenen.
Neve – Sneeuw
A dicembre la neve copre le montagne.
Neve is het Italiaanse woord voor “sneeuw”, wat vooral in de wintermaanden in veel delen van Italië voorkomt.
Vento – Wind
Il vento soffia forte oggi.
Vento betekent “wind”. In veel Italiaanse regio’s, zoals aan de kust, kan de wind sterk zijn.
Tempesta – Storm
Una tempesta si sta avvicinando alla città.
Tempesta wordt gebruikt voor “storm”, vaak vergezeld van hevige regen en sterke winden.
Nuvoloso – Bewolkt
Il cielo è molto nuvoloso questa mattina.
Nuvoloso betekent “bewolkt”. Dit beschrijft dagen waarop de hemel voornamelijk bedekt is met wolken.
Serbato – Helder
Il cielo è completamente serbato stasera.
Serbato wordt gebruikt om een “heldere” lucht te beschrijven, zonder wolken.
Umidità – Vochtigheid
L’umidità oggi è molto alta, mi sento appiccicoso.
Umidità verwijst naar “vochtigheid”. Hoge vochtigheid kan dagen zwaarder en warmer laten aanvoelen.
Grado – Graad
Oggi ci sono 30 gradi, è una giornata calda!
Grado wordt gebruikt voor “graad” in de context van temperatuur.
Freddo – Koud
In inverno, fa molto freddo in montagna.
Freddo betekent “koud”, en wordt gebruikt om lage temperaturen te beschrijven.
Caldo – Warm
L’estate in Italia è molto calda.
Caldo betekent “warm”. Dit woord wordt vaak gebruikt om het weer in de zomer te beschrijven.
Gelo – Vorst
Il gelo della notte ha coperto l’erba di bianco.
Gelo betekent “vorst”, een fenomeen dat optreedt wanneer de temperatuur onder het vriespunt daalt en een dunne laag ijs vormt.
Brina – Rijp
La brina si forma quando la temperatura scende sotto lo zero durante la notte.
Brina is het woord voor “rijp”, wat lijkt op vorst maar zich vormt als dauw bevriest.
Grandine – Hagel
La grandine può danneggiare le auto e le coltivazioni.
Grandine betekent “hagel”, een vorm van neerslag die bestaat uit kleine ijsbolletjes.
Fulmine – Bliksem
Il fulmine ha colpito un albero vicino alla nostra casa.
Fulmine is het Italiaanse woord voor “bliksem”, een indrukwekkend natuurverschijnsel tijdens onweersbuien.
Tuono – Donder
Dopo il lampo, il tuono rimbomba nel cielo.
Tuono betekent “donder”, het geluid dat volgt op een bliksemflits.
Pressione atmosferica – Luchtdruk
La pressione atmosferica influenza il tempo.
Pressione atmosferica verwijst naar “luchtdruk”, een belangrijke factor die het weer beïnvloedt.
Het leren van deze Italiaanse woorden zal je helpen om beter over het weer te communiceren en je begrip van dagelijkse gesprekken te verbeteren. Of je nu praat over de huidige weersomstandigheden, een weersvoorspelling bekijkt, of gewoon een gesprek voert met een Italiaanse vriend, deze woorden zullen zeker van pas komen.




