Italiaans is een prachtige taal die rijk is aan geschiedenis en cultuur. Als je van plan bent om naar Italië te reizen of gewoon je taalvaardigheden wilt uitbreiden, is het handig om enkele basiswoorden voor transport te kennen. In dit artikel bespreken we verschillende Italiaanse woorden die gerelateerd zijn aan transport, compleet met definities en voorbeeldzinnen.
Auto – Een gemotoriseerd voertuig met vier wielen, gebruikt voor het vervoeren van personen.
Ho comprato una nuova auto ieri.
Treno – Een reeks wagons die door een locomotief over spoorrails wordt getrokken en gebruikt wordt voor het vervoeren van passagiers of goederen.
Prenderemo il treno per Roma domani mattina.
Autobus – Een groot motorvoertuig ontworpen om veel passagiers tegelijk te vervoeren, meestal binnen stedelijke gebieden.
L’autobus è pieno durante l’ora di punta.
Metro – Een ondergronds treinsysteem gebruikt voor stedelijk openbaar vervoer.
La metro è il modo più veloce per attraversare la città.
Tram – Een railvoertuig dat vaak in steden wordt gebruikt, rijdt op tramrails en wordt gebruikt voor openbaar vervoer.
Il tram passa ogni dieci minuti.
Bicicletta – Een tweewielig voertuig dat door de rijder wordt aangedreven door pedalen.
Andiamo al parco in bicicletta?
Motocicletta – Een tweewielig motorvoertuig, sneller en wendbaarder dan een fiets.
Ha comprato una nuova motocicletta la settimana scorsa.
Nave – Een groot watercraft gebruikt voor het vervoeren van mensen of goederen over water.
La nave partirà dal porto alle cinque.
Aereo – Een vliegtuig; een vliegend voertuig dat zwaarder is dan lucht, voortgestuwd door motoren.
L’aereo atterrerà all’aeroporto di Milano in due ore.
Funicolare – Een type kabelspoorweg die een helling op- en afrijdt, vaak gebruikt in bergachtige gebieden.
Prenderemo la funicolare per raggiungere la cima della collina.
Ascensore – Hoewel niet traditioneel beschouwd als vervoer, verwijst dit naar een lift die personen tussen de verdiepingen van een gebouw vervoert.
Prendiamo l’ascensore per andare al decimo piano.
Monorotaia – Een type spoorsysteem dat gebruik maakt van een enkele rail, vaak te vinden in toeristische gebieden of moderne steden.
La monorotaia ci porterà direttamente al parco divertimenti.
Segway – Een elektrisch, zelfbalancerend persoonlijk transportmiddel met twee wielen.
Abbiamo noleggiato un Segway per fare il tour della città.
Pattini – Schaatsen of rolschaatsen gebruikt als vorm van transport of recreatie.
I bambini giocano con i pattini in piazza.
Skateboard – Een klein, smal bord met wielen dat door een persoon wordt gebruikt om te rijden terwijl hij staat.
Lui fa tricks incredibili con il suo skateboard.
Door deze woorden en zinnen te leren, kun je jezelf beter verstaanbaar maken tijdens je verblijf in Italië en een dieper begrip krijgen van de Italiaanse taal en cultuur. Of je nu een auto huurt, met de trein reist of simpelweg door de stad fietst, deze woorden zullen zeker van pas komen.