Inflict vs Afflict – Oorzaak lijden versus lijden in het Engels

Het Engels is een rijke en complexe taal met veel nuances. Een van de moeilijkheden voor taalleerders is het onderscheid tussen woorden die op elkaar lijken, maar een verschillende betekenis hebben. Een goed voorbeeld hiervan zijn de woorden inflict en afflict. Hoewel ze op het eerste gezicht veel op elkaar lijken, hebben ze heel verschillende betekenissen en gebruik. Laten we eens dieper ingaan op deze twee woorden en hoe je ze kunt onderscheiden.

Het werkwoord inflict komt van het Latijnse woord inflictus, wat betekent “toegebracht”. Het betekent iets opzettelijk doen of veroorzaken, meestal iets onaangenaams of pijnlijks. Bijvoorbeeld:

The storm inflicted severe damage on the coastal town.
He inflicted pain on his opponent during the fight.

In deze voorbeelden is het duidelijk dat inflict betekent dat iets wordt veroorzaakt, meestal schade of pijn. Het onderwerp van de zin is actief en doet iets dat een negatief effect heeft op het lijdend voorwerp.

Het woord afflict daarentegen komt ook van het Latijn, namelijk van het woord afflictus, wat betekent “geslagen of getroffen”. Het betekent dat iemand door iets wordt getroffen of lijdt. Bijvoorbeeld:

She was afflicted with a rare disease.
The region has been afflicted by drought for years.

In deze voorbeelden is het onderwerp van de zin degene die lijdt of door iets wordt getroffen. Het onderwerp is dus passief en ondergaat iets negatiefs.

Een makkelijke manier om het verschil tussen deze twee woorden te onthouden is door te bedenken dat inflict te maken heeft met het actief veroorzaken van iets, terwijl afflict betekent dat iemand door iets wordt getroffen of lijdt. Een ander handig ezelsbruggetje is dat inflict de “i” van “initiator” bevat, wat aangeeft dat het onderwerp de actie initieert. Afflict bevat de “a” van “affected”, wat aangeeft dat het onderwerp door iets wordt getroffen.

Het is ook belangrijk om te weten dat deze woorden vaak in verschillende contexten worden gebruikt. Inflict wordt vaak gebruikt in contexten waar actieve handelingen worden beschreven, zoals oorlog, geweld, of natuurrampen. Afflict wordt meestal gebruikt in contexten waar iemand of iets lijdt onder een ziekte, een natuurramp, of een andere negatieve omstandigheid.

Hier zijn nog een paar voorbeelden om het verschil tussen deze twee woorden te illustreren:

The teacher inflicted a punishment on the student for cheating on the exam.
The family was afflicted by the loss of their home in the fire.

Zoals je kunt zien, veroorzaakt de leraar de straf (inflict), terwijl de familie wordt getroffen door het verlies (afflict).

Het is ook de moeite waard om te noemen dat de bijbehorende zelfstandige naamwoorden eveneens verschillen. Het zelfstandige naamwoord bij inflict is infliction, wat betekent het toebrengen van iets onaangenaams. Het zelfstandige naamwoord bij afflict is affliction, wat verwijst naar een staat van lijden of pijn.

The infliction of pain during the torture was unbearable.
Her affliction from the chronic illness left her bedridden.

Door deze nuances te begrijpen en te oefenen met voorbeelden, kun je het verschil tussen inflict

Verbeter je taalvaardigheden met AI

Talkpal is een AI-ondersteunde taalleraar.
Leer 57+ talen 5x sneller met innovatieve technologie.