In dit artikel gaan we dieper in op enkele Franse woorden die betrekking hebben op tijd en datums. Deze woorden zijn essentieel voor iedereen die Frans leert, omdat ze vaak voorkomen in alledaagse gesprekken.
Heure betekent “uur” in het Nederlands. Het wordt gebruikt om specifieke tijdstippen binnen de dag aan te duiden.
Quelle heure est-il? Il est trois heures.
Minute is vrijwel gelijk aan het Nederlandse “minuut”. Dit woord wordt gebruikt om een nog specifieker tijdstip aan te geven.
Attends une minute, je suis presque prêt.
Jour staat voor “dag” en is een van de meest gebruikte woorden in verband met tijd.
Nous allons au parc un autre jour.
Semaine betekent “week”. Het is handig bij het plannen van activiteiten die over meerdere dagen lopen.
Je vais visiter mes grands-parents la semaine prochaine.
Mois vertaalt zich naar “maand”. Dit woord wordt vaak gebruikt in zakelijke context of bij het bespreken van langere perioden.
Mon anniversaire est en juin, quel mois sommes-nous?
Année betekent “jaar” en is cruciaal bij het verwijzen naar specifieke jaren of het beschrijven van de duur van een periode.
2020 a été une année très difficile pour tout le monde.
Date is net als in het Nederlands en verwijst naar de specifieke dag, maand en jaar van een gebeurtenis.
Quelle est la date aujourd’hui?
Hier betekent “gisteren”. Dit woord wordt gebruikt om te verwijzen naar gebeurtenissen die de dag voor vandaag plaatsvonden.
Hier, il a plu toute la journée.
Aujourd’hui staat voor “vandaag”. Dit is een zeer veelgebruikt woord in dagelijkse conversaties.
Aujourd’hui, nous allons au musée.
Demain betekent “morgen”. Een handig woord voor het plannen van toekomstige activiteiten.
Demain, je commencerai un nouveau livre.
Maintenant vertaalt zich als “nu”. Dit is essentieel voor het aanduiden van het huidige moment.
Nous devons partir maintenant si nous voulons arriver à temps.
Ensuite betekent “vervolgens” of “daarna”. Het wordt gebruikt om een reeks gebeurtenissen of instructies te ordenen.
Nous mangerons, et ensuite, nous irons nous promener.
Avant vertaalt naar “voor”. Dit is belangrijk voor het beschrijven van een volgorde in tijd.
Avant de sortir, n’oublie pas de fermer les fenêtres.
Après betekent “na”. Het is het tegenovergestelde van avant en wordt ook gebruikt om tijdvolgorde aan te geven.
Après le dîner, nous regarderons un film.
Tôt betekent “vroeg”. Dit woord is nuttig om de tijd van de dag aan te duiden.
Je me suis levé très tôt ce matin.
Tard vertaalt naar “laat”. Het wordt gebruikt om aan te geven dat iets later op de dag gebeurt.
Il est déjà tard, il est temps de rentrer à la maison.
Deze woorden vormen de basis van veel gesprekken over tijd en planning in het Frans. Door ze te leren en te gebruiken in zinnen, kun je je Franse taalvaardigheden aanzienlijk verbeteren en jezelf duidelijker uitdrukken in alledaagse situaties. Het beheersen van deze basiswoorden zal je ook helpen bij het leren van meer complexe tijdgerelateerde uitdrukkingen en zinsstructuren in de Franse taal.