Als je Frans leert, is het belangrijk om woordenschat te kennen die betrekking heeft op dagelijkse onderwerpen, zoals familie. Dit artikel biedt een lijst van Franse woorden en uitdrukkingen die je kunt gebruiken om over je familie te praten.
La famille betekent “de familie”. Dit woord wordt gebruikt om naar het algemene concept van een familie te verwijzen.
Nous avons une grande famille.
Les parents betekent “de ouders”. Dit woord wordt gebruikt om naar de vader en moeder te verwijzen.
Mes parents vivent en Belgique.
Le père betekent “de vader”.
Mon père aime le jardinage.
La mère betekent “de moeder”.
Ma mère est enseignante.
Le fils betekent “de zoon”.
Leur fils étudie à l’université.
La fille betekent “de dochter”.
Ils ont deux filles.
Le frère betekent “de broer”.
J’ai un frère plus jeune.
La sœur betekent “de zus”.
Ma sœur travaille à Paris.
Les grands-parents betekent “de grootouders”.
Nos grands-parents viennent nous rendre visite ce week-end.
Le grand-père betekent “de grootvader”.
Mon grand-père a 70 ans.
La grand-mère betekent “de grootmoeder”.
La grand-mère de Julie fait les meilleurs gâteaux.
Les petits-enfants betekent “de kleinkinderen”.
Ils adorent leurs petits-enfants.
Le petit-fils betekent “de kleinzoon”.
Le petit-fils est très attaché à son grand-père.
La petite-fille betekent “de kleindochter”.
La petite-fille aime jouer avec ses poupées.
L’oncle betekent “de oom”.
Mon oncle est médecin.
La tante betekent “de tante”.
Sa tante lui a offert un livre pour son anniversaire.
Le cousin betekent “de neef” (zoon van oom of tante).
Mon cousin préfère les sciences.
La cousine betekent “de nicht” (dochter van oom of tante).
Ma cousine et moi allons au cinéma.
Le beau-père betekent “de stiefvader” of “schoonvader”, afhankelijk van de context.
Mon beau-père adore la pêche.
La belle-mère betekent “de stiefmoeder” of “schoonmoeder”.
Ma belle-mère cuisine très bien.
Le beau-frère betekent “de zwager”.
Le beau-frère de Paul est avocat.
La belle-sœur betekent “de schoonzus”.
Ma belle-sœur est infirmière.
Le demi-frère betekent “de halfbroer”.
Mon demi-frère vient d’une précédente union de mon père.
La demi-sœur betekent “de halfzus”.
Ma demi-sœur est plus âgée que moi.
Deze woorden en uitdrukkingen zijn essentieel voor het voeren van gesprekken over familie in het Frans. Het leren van deze vocabulaire helpt je om je uitdrukkingen te verrijken en meer over jezelf en je familie te delen met Franstalige vrienden of kennissen.
