In deze blogpost zullen we enkele belangrijke Duitse termen bespreken die vaak worden gebruikt in de context van transport en vervoer. Het begrijpen van deze termen kan bijzonder nuttig zijn voor iedereen die van plan is te reizen naar of te werken in een Duitstalige regio. Laten we beginnen met enkele fundamentele woorden.
Verkehr
Verkehr betekent verkeer of transport in het algemeen. Het verwijst naar alle activiteiten die te maken hebben met het verplaatsen van mensen of goederen van de ene plaats naar de andere.
Der Verkehr war heute Morgen sehr schwer.
Fahrzeug
Fahrzeug is een algemene term voor elk type voertuig, inclusief auto’s, fietsen, bussen, enz.
Das Fahrzeug muss repariert werden.
Bahnhof
Bahnhof betekent station, meestal gebruikt voor treinstations.
Wir treffen uns am Hauptbahnhof.
Zug
Zug is het Duitse woord voor trein.
Der Zug nach Berlin fährt in fünf Minuten ab.
Abfahrt
Abfahrt betekent vertrek, voornamelijk gebruikt in de context van het vertrek van bussen, treinen en vliegtuigen.
Die Abfahrt des Zuges ist verspätet.
Ankunft
Ankunft betekent aankomst.
Die Ankunft des Flugzeugs ist für 18:00 Uhr geplant.
Fahrplan
Fahrplan is de dienstregeling of het schema, meestal van openbaar vervoer.
Können Sie mir den Fahrplan zeigen?
U-Bahn
U-Bahn verwijst naar een metro of ondergronds treinsysteem in Duitstalige landen.
Die U-Bahn fährt alle zehn Minuten.
Straßenbahn
Straßenbahn betekent tram, een vorm van openbaar vervoer die op rails in stedelijke gebieden rijdt.
Die Straßenbahn hat Verspätung wegen des schlechten Wetters.
Ticket
Ticket is het kaartje dat nodig is om te reizen met openbaar vervoer of toegang te krijgen tot bepaalde gebieden.
Haben Sie Ihr Ticket schon gekauft?
Fahrer
Fahrer betekent bestuurder of chauffeur, de persoon die een voertuig bestuurt.
Der Fahrer des Busses war sehr freundlich.
Flughafen
Flughafen is het Duitse woord voor luchthaven.
Wir müssen zwei Stunden vor dem Flug am Flughafen sein.
Fahrschein
Fahrschein is een ander woord voor een vervoersbewijs, vooral gebruikt voor tickets in het openbaar vervoer.
Bitte zeigen Sie Ihren Fahrschein dem Kontrolleur.
Stau
Stau betekent verkeersopstopping.
Auf der Autobahn gibt es einen langen Stau.
Autobahn
Autobahn verwijst naar de snelweg, specifiek in Duitstalige landen.
Die Autobahn ist die schnellste Route nach München.
Deze termen zijn essentieel voor iedereen die zich in de Duitstalige wereld van vervoer en transport wil begeven. Of u nu reist of in deze sector werkt, een goede kennis van de relevante vocabulaire zal uw ervaring zeker verrijken en vergemakkelijken.